Zeekajakken. Wat heb je nodig?

Er is niets mooier dan kajakvaren op zee. Een met het water en de golven. Net boven het water oppervlak zoals de Groenlandse Inuits al jaren doen. Zelfstandig naar de eilanden varen. Je eigen expeditie varen. Varen in het buitenland in wonderschone baaien en op plaatsen waar alleen jij kan komen. Wie wil dat niet. Bij ons vind je de mogelijkheid om dit te beleven. Van beginner tot ervaren vaarders.  Wij bieden de mogelijkheid om veilig en met veel plezier te varen. Plezier in het varen staat bij ons voorop. Toch werken wij ook met het  opleidingsstelsel opgesteld door het Watersportverbond. Wij volgen dit traject in onze cursussen ieder op zijn of haar niveau of individuele wens. Kennis en kunde is nodig om veilig te kunnen varen op zee. Daarbij wel voorop gesteld dat je geen examen hoeft te doen als je dat niet wilt. Het stelsel biedt ons en jouw echter wel goede handvaten om veilig en plezierig te varen en kennis te nemen van de diverse onderdelen in het kajakvaren.

Kennis omtrent:

  • De Kajak en zijn eigenschappen.
  • Omgeving en het getij.
  • Golven en stroming.
  • Weer en wind.
  • Veiligheid en EHBO.
  • Boot en Uitrusting.

Kunde omtrent:

  • De kajak en de vaareigenschappen en wat heb je nodig om veilig te varen.
  • de diverse peddelslagen die je kan gebruiken om effectief te varen in verschillende omstandigheden. Branding varen, varen in golven, tegen de wind, op groot water en zee. Langs obstakels en in stromend water.
  • reddingstechnieken. Zelfreddingen maar ook geassisteerde reddingen moet je beheersen.
  • ervaring in verschillende omstandigheden.

 

 

Bij ons vind je alle mogelijkheden om veilig op zee te kunnen gaan varen. Wij zijn ervaren zeekajakinstructeurs.

Wij organiseren examens en de behaalde certificaten zijn van het WSV dus geldig binnen de Nederlandse Kajak organisaties.

 Bovendien kunnen wij je helpen bij het vinden, of bij ons huren, van geschikte uitrusting.  

Individuele aandacht, plezier en veiligheid staat daarbij voorop. 

Wil de opleiding volgen dan zien de stappen  er als volgt uit:

    Kanovaardigheid A

Kajak veiligheidstest

Zeevaardigheid

 

Vervolg traject na het behalen van zeevaardigheid.

Zeevaardigheid Extra

Zeevaardigheid Extra tochtleider

Instructeur 3 

 

Dit lijkt een indrukwekkende weg maar bedenk dat je met de juiste begeleiding al heel snel mee kan met leuke tochten op zee.
Onze cursus sluit aan bij dit opleidingsstelsel.

Hieronder volgt een opsomming van de diverse onderdelen. In ons programma zeevaardigheid in een jaar zitten de onderdelen, KVA, KVT, Zeevaardigheid theorie en het examen voor Zeevaardigheid. Kijk voor meer informatie en voorwaarden op de pagina opleiding zeevaardigheid in een jaar op deze site.

 

Kanovaardigheid A

De kajakvaarder is in staat om veilig een kajaktocht te varen op stilstaand of licht stromend vaarwater​bij gematigde weersomstandigheden​, individueel of als deelnemer van een groep onder leiding van een tochtleider.

De kajakvaarder moet kunnen aantonen over voldoende zwemvaardigheid te beschikken. De kajakvaarder heeft​ d​eelgenomen aan tenminste één activiteit van tenminste 3 uur, waarbij een sportieve inspanning werd geleverd. De uitrusting​moet voldoen aan de vereisten voor het vaarwater​waarop men vaart.

Vaardigheden Praktijk

Voor het behalen van KVA beschik je over de volgende praktijk vaardigheden

● achterwaartsvaren;
● stoppen voor ­en achterwaarts;
● boogslag R/L voorwaarts;
● boogslag R/L achterwaarts;
● lagesteun;
● dynamische lagesteun​;
● opkanten(statisch);
● zijwaarts verplaatsen met trek­ of wrikslag;
● achtersteven roer;
● opruimen van het materiaal.

Vaardigheden met betrekking tot de veiligheid.

Reddingen:
● omslaan met spatzeil dicht en uit de kajak komen
● zelfredding​;
● geassisteerde​redding.

Groepsgedrag:
De kajakvaarder kan zijn eigen vaardigheden inschatten en is zich bewust van de groep.

De kajakvaarder is in staat om veilig een kajaktocht te varen op stilstaand of licht stromend

vaarwater​bij gematigde weersomstandigheden​, individueel of als deelnemer van een groep onder leiding van een tochtleider.

Vaardigheden Theorie

Naast de praktijk is er ook theorie verbonden aan de KVA  .  De kandidaat moet de volgende onderdelen kunnen beschrijven:
●  typen kano’s;   functie van drijfvermogen, roer, scheg, zitje, voetensteun;
●  typen peddels;
●  functie van spatzeil;
●  verschil tussen zwem­ en reddingsvest;
●  acties t.b.v. schoon/droog maken en opbergen materiaal;
●  kano­organisaties en (opleidings)mogelijkheden.

Veiligheidsaspecten kunnen beschrijven:
●  uitrusting van een kajak;
●  juist gebruik van het zwemvest;
●  kleding passend bij de vaaromstandigheden;
●  voorkoming van en juiste handelingen bij omslaan;
●  voorkoming van en juiste handelingen bij onderkoeling;
●  voeding passend bij de vaaromstandigheden;
● correct groepsgedrag bij tochten met een tochtleider;
● basis vaarregels​ volgens BPR.

Theorie:
●  wordt schriftelijk (of in uitzonderingsgevallen mondeling) afgenomen onder de verantwoordelijkheid van een instructeur kajakvaren;
●  duur maximaal anderhalf uur.

Praktijk:
●  wordt afgenomen door tenminste één, maar bij voorkeur twee instructeurs kajakvaren;

●  kan ook worden afgenomen op basis van een vorderingenstaat​.

Certificaat:
Nadat de onderdelen theorie en praktijk met succes zijn afgerond en de ervaringseis is behaald, ontvangt de kandidaat het certificaat Kajakvaardigheid A.

Kajak Veiligheids test

Het doel van deze test is dat de kajakvaarder technieken beheerst om anderen en zichzelf uit het water te redden.  Daarnaast beschikt de kajakvaarder  over vaardigheden om adequate hulp te bieden en te assisteren tijdens een reddingsactie binnen een groep kajakvaarders.

Voordat je aan deze test kan deelnemen moet je in het bezit van het certificaat Kanovaardigheid A

Voor deze test heb je de volgende uitrusting nodig:

  • Redbare Kajak
  • spatzeil​;
  • zwemvest met fluit​;
  • peddel;
  • vaarkleding, geschikt voor onderdompeling​;
  • passende pauze­ en/of reservekleding;
  • lunchpakket (voor dagtocht);
  • noodrantsoen (voor 12 uur)​;
  • warme drank;
  • niet­ alcoholische drank.

Veiligheid:
●  sleeplijn​;
●  reddingszak​;
●  eenvoudige reparatieset​;
●eenvoudige EHBO­set​

VAARDIGHEDEN PRAKTIJK
Wat je bij deze test moet laten zien zijn de volgende punten.

Op de wal:
●  stabiele zijligging;
●  actie bij braken;
●  preventie van en indien nodig actie bij onderkoeling;
●  preventie van en indien nodig actie bij oververhitting;
●  coachen van een zwemmer naar de kant met een lijn en/of een ander voorwerp.

Op / in het water:
●  zwemmen in vaarkleding waarbij het zwem­ of reddingsvest wordt gedragen;
●  met een andere kanovaarder van gelijke niveau een derde redden;
●  zelfstandig redden van een andere te water geraakte kanovaarder. De redder bepaalt volgens welke methode de drenkeling (op het water) weer in de boot komt;
●  redden van een omgeslagen kajakvaarder en gered worden d.m.v. de eskimo­redding. Dit kan met de punt of parallel worden gedaan. De omgeslagen kajakvaarder verlaat hierbij de boot niet;
●  zelfredding​;
●  all ­in redding;
●  een kanovaarder 20 m verplaatsen d.m.v. contactsleep​
●  een vermoeide kanovaarder l00 m slepen;
●  op de juiste manier benaderen van een spartelende zwemmer, deze l00 m vervoeren op de kano;
●  zodanig uit de kano springen dat deze rechtop blijft en met de kano naar de kant zwemmen over een afstand van 50 m.

Theorie
●  de kano, uitrusting hiervan en kleding van de kanovaarder
●  kennis nemen van beademing en c​ontrole van het bewustzijn​en welke hulp geboden moet worden door een EHBO­er;
●  eenvoudige eerste hulp en h​erkennen en behandelen van shock(verschijnselen);​
●  preventie van en hulp bij onderkoeling;
●  preventie van en hulp bij oververhitting;
●  hoe vraag je om hulp;
●  de kandidaat wordt een typische noodsituatie uiteengezet en zal moeten uitleggen hoe en op welke manier hij actie zal ondernemen.

Toetsing

Dit niveau wordt aangeboden in de vorm van een veiligheidstraining van 8 uur, bestaande uit praktijk en theorie voor elke kajakvaarder en voor elk type vaarwater. De training wordt gegeven op het soort water waar de kajakvaarder normaal gesproken vaart. Tijdens de training wordt getoetst op actieve deelname en het vlot uitvoeren van reddingsacties. De theorie wordt mondeling afgenomen.

Nadat de onderdelen praktijk en theorie met succes zijn afgerond, ontvangt de kandidaat het certificaat Kajak Veiligheid Test.

Zeevaardigheid

Het doel van zeevaardigheid is dat de  zeekajakvaarder  voldoende kennis bezit inzicht en peddelvaardigheden heeft om veilig​ als
deelnemer van een groep een zeekajaktocht op Nederlands vaargebied​ te ondernemen onder leiding van een tochtleider.

Voorvereisten hiervoor zijn:

Minimumleeftijd 16 jaar.
Certificaat WSV Kajakvaardigheid A of daaraan gelijkgesteld certificaat​.
Certificaat WSV Kajak Veiligheid Test of daaraan gelijkgesteld certificaat​. [5]​

De zeekajakvaarder moet aantoonbaar​hebben deelgenomen aan minimaal drie zeekajaktochten​, waarbij de gemiddelde eigen vaarsnelheid minimaal 3 knopen bedraagt, en aan een branding dag.
De zeekajakvaarder moet tijdens zeekajaktochten (in totaal) de volgende ervaringen hebben opgedaan:
●  windkracht (4 Beaufort);
●  stroming (2 knopen);
●  afstand (12 zeemijlen);
●  duur (3 uur zonder aanlanden);
●  oversteek (overbrugde afstand tenminste 3 zeemijl);
●  golfhoogte (0,5 tot 1 meter);
●  branding of brekende golven (0,5 tot 1 meter).

Deze ervaringen hoeven niet tegelijkertijd in één tocht voor te komen.

Uitrusting

● redbare zeekajak​;
● spatzeil​;
● peddel;
● zwemvest​met fluit
● vaarkleding​ geschikt voor onderdompeling;
●  passende pauze­ en/of reservekleding​;
●  dekkompas (afleesbaar);
●  lunchpakket (voor dagtocht);
●  noodrantsoen (voor 12 uur);
●  niet­ alcoholisch drank;
●  warme drank in een thermosfles.

Veiligheid:

● sleeplijn en contactlijn​, beide onder bereik;
●  reddingszak​;
●  noodsignaal om aandacht te trekken (op afstand) en voor localisering (dichtbij)​;​
●  eenvoudige reparatieset​;
●  eenvoudige EHBO­set​;
●  helm (in de branding).

Zeekajakvaarders moeten op dit niveau kunnen:

● varen in wind​;
● varen in golven​;
● varen in stroming​.

Om dit vakbekwaam​ te kunnen uitvoeren zijn nodig:
● de technieken van Kajakvaardigheid Niveau 2, efficiënt​ en effectief​ toegepast op
● effectversterking van technieken door gebruikmaking van op kanten;
●  dynamische​ lage peddelsteun in een brekende golf (aan beide zijden);
●  aanlanden op het strand​;
●  vertrek vanaf het strand​.

Vaardigheden Praktijk en veiligheid

Reddingen:
● rollen​ (in beschutte omstandigheden);

zee;
● instappen​ en wegvaren;
● manoeuvreren langs een andere zeekajak;
● compacte hoge peddelsteun L/R​;
● redden​ (zowel redder als drenkeling); [30] ●  slepen​
●  samenwerken bij calamiteit​;
● De kajakvaarder toont aan een zelfstandig, sociaal en behulpzaam groepslid te zijn die

Groepsgedrag:
in wind, golven en stroming in een groep kan varen.

Vaardigheden praktijk navigatie

Vaarders op dit niveau passen de theorie toe in de praktijk:
●  positie bepalen (met zeekaart en kompas);
●  bepalen van de stroomrichting en het inschatten van de stroomsnelheid;
● begrip van diepten en droogvallende plaatsen (vanaf een zeekaart);
● herkennen van gevaren​.

Vaardigheden Theorie

Onderdelen:
●  uitrusting;
●  groepsgedrag en veiligheid;
●  zeekaarten en betonning;
●  getij, getijstroom en drift;
●  golven en branding;
●  weer en weersverwachting;
●  navigatie en tochtplanning;
●  vaarreglementen;
●  EHBO;
●  onderkoeling;
●  gedrag in de natuur.

Toetsing

Onderdeel theorie: een avond of dagdeel, duur anderhalf uur, onder de verantwoordelijkheid van een instructeur zeekajakvaren. Het onderdeel theorie moet eerder worden afgelegd​[33]​dan het onderdeel praktijk. Een behaald deelcertificaat voor het onderdeel theorie is 18 maanden geldig.
Onderdeel praktijk: Dit is een volledige toets (geen modules), afgenomen door twee instructeurs zeekajakvaren. De toetsing van dit niveau wordt bij voorkeur gehouden gedurende een dagtocht op zee, waarbij onder het varen de diverse onderdelen worden getoetst. Bij minder dan drie kandidaten wordt de groep aangevuld met een of enkele capabele ‘meevaarders’.​D​e toets gaat alleen door bij gematigde omstandigheden​. Er is geen deelcertificaat te behalen voor het onderdeel praktijk. Certificaat: nadat de onderdelen theorie en praktijk met succes zijn afgerond, ontvangt de kandidaat het certificaat Zeevaardigheid

 

Zeevaardigheid extra

De zeekajakvaarder is in staat om tochten op de Nederlandse Wadden en Kustwateren​ te plannen en uit te voeren met ervaren vaarders​(van gelijk niveau), tot en met windkracht 5 Beaufort en golfhoogte tot 1,5 meter, inclusief branding. De zeekajakvaarder beschikt daarbij over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om dit zelfstandig en verantwoord​ te doen.

Voorvereisten  hiervoor zijn;

Minimumleeftijd 16 jaar.
Certificaat WSV Zeevaardigheid of daaraan gelijkgesteld certificaat​.
De zeekajakvaarder moet aantoonbaar​hebben deelgenomen aan tenminste vijf zeekajak tochten, waarbij de zeekajakvaarder (mede) verantwoordelijk was voor de planning en de uitvoering en waarbij (in totaal) de volgende ervaringen zijn opgedaan:
●  windkracht (4 Beaufort);
●  stroming (tenminste 2 knopen);
●  afstand (20 zeemijlen);
●  duur (4 uur zonder tussentijds aanlanden);
●  oversteek (5 zeemijlen uit de kust);
●  golfhoogte (1 tot 1,5 meter);
●  branding of brekende golven (1 tot 1,5 meter);
●  navigatie met zeekaart en kompas;
●  tenminste twee verschillende vaargebieden​(waaronder de Waddenzee);
●  meerdaagse tocht (waarbij de zeekajakvaarder zorgdraagt voor zelf meegebracht eten, drinken en slaapgelegenheid.
● tochtplanning (dagtochten en meerdaagse tochten);
● tochtbegeleiding​(dagtochten en meerdaagse tochten).
Deze ervaringen hoeven niet tegelijkertijd in één tocht voor te komen.

De uitrusting
● redbare zeekajak​(beladen voor een tweedaagse tocht);
● spatzeil​;
● zwemvest​(met fluit);
● peddel;
●  vaarkleding​ (geschikt voor onderdompeling);
●  reservekleding​ (geschikt voor de omstandigheden);
●  dekkompas (afleesbaar door de kandidaat);
●  lunchpakket (voor dagtocht);
●  noodrantsoen (voor 12 uur);
●  niet­alcoholische drank;
●  warme drank;
●  peilkompas (onder bereik​);
●  horloge (direct afleesbaar);
●  zeekaart (op het dek);
●  getijde informatie;
●  uitrusting om te kunnen overnachten, koken en eten.

Veiligheid:
● sleeplijn en contactlijn​ (onder bereik​);
● reddingszak​;
● reparatieset​;
● EHBO­set​ (inclusief alufolie reddingsdeken);
● noodsignalen​ (onder bereik​);
● helm;
● reservepeddel (onder bereik​);
● pomp (onder bereik​);
● verlichting​ (voor navigatie in duisternis);
●  marifoon​ (aanbevolen; niet verplicht);
●  GPS (aanbevolen; niet verplicht).

Vaartechnieken praktijk

Zeekajakvaarders moeten op dit niveau kunnen:

● varen in wind​;
● varen in golven​;
● varen in stroming​;
● varen in branding​.

Om dit vakbekwaam​ te kunnen uitvoeren zijn nodig de vaartechnieken van Zeevaardigheid efficiënt​ en effectief​ toegepast op zee in ruwe omstandigheden​ als mede:
● surfen​ (met gebruikmaking van peddelroer);
● scullen​ (zijde naar keuze).

Vaardigheden praktijk en veiligheid

  • Reddingen (in ruwe omstandigheden​)
    ● rollen​ (zijde naar keuze);
    ●  redden​ (als redder);
    ●  slepen​;
    ●  zelfredding​;
  • ●  calamiteit (initiatief)​;

Groepsgedrag:
De kandidaat is communicatief vaardig en houdt bij de planning, briefing en uitvoering rekening met de wensen, mogelijkheden en beperkingen van de groepsleden.

VAARDIGHEDEN PRAKTIJK ­ NAVIGATIE

Vaarders op dit niveau passen de theorie toe in de praktijk
●  bepalen van hun positie (met zeekaart en kompas);
●  bepalen van de stroomrichting en het inschatten van de stroomsnelheid;
●  begrip van diepten en droogvallende plaatsen (vanaf een zeekaart); [34]​
●  herkennen van gevaren​;
●  plannen van een (deel van) een tocht​;
●  uitvoeren van, en navigeren tijdens, een (deel van) een tocht​;
●  aanpassen route (als de omstandigheden daartoe aanleiding geven).

 Vaardigheden Theorie

 Onderdelen:
●  uitrusting;
●  persoonlijke uitrusting;
●  groepsgedrag en veiligheid;
●  zeekaarten en betonning;
●  getij, getijstroom en drift;
●  golven en branding;
●  weer en weersverwachting;
●  navigatie en tochtplanning;
●  vaarreglementen;
●  EHBO;
●  onderkoeling;
●  gedrag in de natuur;
●  kustwacht en reddingsdiensten;
●  leiderschap (gedeeld leiderschap);
●  marifoongebruik (aanbevolen; niet verplicht);
●  GPS navigatie (aanbevolen; niet verplicht).

TOETSING

Theorie:
●  wordt schriftelijk afgenomen;
●  gedurende maximaal twee­en­een­half uur;
●  onder de verantwoordelijkheid van een hoofdinstructeur zeekajakvaren.

Een behaald deelcertificaat voor het onderdeel theorie is 18 maanden geldig.

Praktijk:

● gedurende een dagtocht;

De toetsing van dit niveau vindt plaats op de onderdelen theorie en praktijk. Het onderdeel theorie moet succesvol voorafgaand​ aan het onderdeel praktijk zijn afgelegd.
● waarbij onder het varen de diverse praktijkonderdelen worden getoetst;
●  bij ruwe omstandigheden​;
●  met tenminste twee kandidaten. Het maximale aantal kandidaten is vier. De groep kan aangevuld worden met extra zeekajakvaarders tot een totale groepsgrootte van zes personen, examinatoren niet meegeteld;
● waarbij de kandidaat over de vereiste uitrusting beschikt. De uitrusting in de compartimenten van de zeekajak moet droog en/of bruikbaar blijven tijdens de test. Er mag geen uitrusting verloren gaan;
● beoordeeld door twee examinatoren​.

Er is geen deelcertificaat te behalen voor het onderdeel praktijk.

Certificaat:
Nadat de onderdelen theorie én praktijk met goed gevolg zijn afgelegd, ontvangt de kandidaat het certificaat Zeevaardigheid­Extra.

Zeevaardigheid extra tochtleider

 Het doel van zeevaardigheid extra tochtleider luidt als volgt:

De tochtleider is in staat om tochten op de Nederlandse Wadden en Kustwateren​te plannen, uit te voeren en te leiden die geschikt​zijn voor vaarders tot en met Zeevaardigheid. De tochtleider beschikt daarbij over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om dit zelfstandig en verantwoord te doen.

De maximale groepsgrootte per tochtleider wordt gesteld op 7 personen (inclusief tochtleider). Bij grotere groepen kan de tochtleider assistenten met het niveau Zeevaardigheid­  Extra aanstellen.

VOORVEREISTEN

Minimumleeftijd 18 jaar.
Lid van het Watersportverbond.
Certificaat WSV Zeevaardigheid­Extra of daaraan gelijkgesteld certificaat​.

De kandidaat moet aantoonbaar​vijf zeekajaktochten hebben geleid onder toezicht van een  hoofdinstructeur zeekajakvaren, waaronder:
●  tenminste één en maximaal twee tochten met een mix van deelnemers met Kajakvaardigheid A en Zeevaardigheid;
●  tenminste twee tochten met deelnemers met Zeevaardigheid;
●  tenminste twee verschillende vaargebieden​(waaronder de Waddenzee);
●  tenminste één meerdaagse tocht met deelnemers met Zeevaardigheid;
●  tenminste drie verschillende hoofdinstructeurs.

Tochten met uitsluitend deelnemers met Zeevaardigheid­Extra tellen niet mee met de vereiste tochten.

UITRUSTING

Uitrusting zoals bij Zeevaardigheid­Extra, waarbij extra:
● marifoon.

VAARDIGHEDEN ­ PRAKTIJK

Zoals bij Zeevaardigheid­Extra, waarbij extra:
●  plannen en voorbereiden van een tocht;
●  aankondigen/publiceren van de tocht via organiserende instantie;
●  afwegen geschiktheid van deelnemers voorafgaand aan de tocht;
●  vertrouwelijk omgaan met medische aspecten van deelnemers;
●  briefen van de deelnemers bij aanvang van de tocht;
●  aan­ en afmelden van de tocht bij de verkeerscentrale (indien van toepassing);
●  begeleiden van de tocht binnen vaardigheidsniveau én comfort zone van de deelnemers;
●  organiseren van aanlanden en vertrek met branding​(indien van toepassing);
●  omgaan met vaarders van verschillend vaardigheidsniveau in één groep;
●  sociaal betrokken zijn bij deelnemers tijdens de tocht en pauze;
●  bewust zijn van natuurwaarden, relevante gebodsbepalingen en verkeersregels (goede voorbeeld);
●  evalueren met deelnemers na afloop van de tocht;
● rapporteren aan organiserende instantie.

VAARDIGHEDEN ­ THEORIE

Zoals bij Zeevaardigheid­Extra, waarbij extra:
● marifoongebruik;
●  GPS Navigatie (aanbevolen; niet verplicht);
●  EHBO diploma (aanbevolen; niet verplicht).

TOETSING

Evaluatie:
Elke ervaringstocht wordt samen met de bij die tocht aanwezige hoofdinstructeur zeekajakvaren geëvalueerd. Nadat een kandidaat evaluaties heeft van tenminste vijf zeekajaktochten kan hij/zij de betrokken hoofdinstructeurs verzoeken tot toetsing.

Beoordeling:
De beoordeling vindt plaats door overleg van de bij de ervaringstochten betrokken hoofdinstructeurs. Uit dit overleg volgt een advies richting WSV­commissie recreatief varen buitenwater. De WSV­commissie recreatief varen buitenwater informeert de kandidaat over het advies. Het advies kan ook zijn dat de kandidaat nog een aantal ervaringstochten moet varen.

Certificaat:
Bij een positief advies ontvangt de kandidaat het certificaat WSV Tochtleider.